De Tempelberg in de eerste eeuwen na de val van Jeruzalem

De eerste eeuw

Nadat zowel Jeruzalem als de tempel in 70 na Chr. verwoest werden, werd het Joodse Sanhedrin verplaatst naar Yavneh (ook wel Jamnia genoemd).  Yavneh was een belangrijke stad niet ver van de Middellandse Zee kust, 20 km onder Jaffa en 15km boven Ashdod. In Yavneh werden ook Joodse Thora scholen geopend en werd het Jodendom opnieuw doordacht en opnieuw vormgegeven. Ook in Tiberias werden later dergelijke scholen geopend. Nu er geen tempel meer was, ontstond er een nieuwe fase in het Jodendom.  

Binnen het Sanhedrin waren er voordien drie belangrijke stromingen: de Farizeeën, de Sadduceeën en de Essenen. Vanaf deze tijd werden de Farizeeën dominant, hun manier van geloven en hun vorm van het Jodendom ontwikkelde zich tot het huidige Rabbijnse Jodendom. De Farizeeën geloofden in de opstanding uit de dood en in het bestaan van engelen en geestelijke verschijningen. De Sadduceeën geloofden daar niet in.

 

Diaspora

Joden die niet in Judea wilden blijven, vertrokken naar veiligere plekken; zoals naar de Joodse gemeenschap in Babylonië, waar nog veel Joden waren achtergebleven na de Babylonische ballingschap. In Alexandrië en Klein-Azië bestonden in deze tijd al meerdere Joodse gemeenschappen, waar men ook naar toe vluchtte. De Romeinen hadden daarnaast veel Joodse krijgsgevangenen verkocht als slaven, waardoor zij verspreid werden over het Romeinse Rijk.

 

De christenen uit Jeruzalem waren in 66 na Chr. al naar Pella vertrokken, een stadje in de Jordaanvallei aan de andere kant van de Jordaan.

 

De tweede eeuw

‘Aelia Capitolina’ in plaats van ‘Jeruzalem’

In 117 kwam keizer Hadrianus aan de macht. Hij werd gezien als een wijze en vredige keizer en tijdens zijn regering bereikte het Romeinse Rijk zijn grootste omvang. Hij bezocht bijna alle provincies binnen het Romeinse Rijk.

In het begin van zijn regering won Hadrianus de sympathie van de Joden, doordat hij streefde naar verzoening tussen de Alexandrijnse Grieken en de Joden. Maar hij was tegen de Joodse besnijdenis en verbood die, omdat hij dat zag als verminking.

In 130 bezocht keizer Hadrianus de provincie Judea, waarbij hij ook naar de ruïnes van Jeruzalem ging. Daar besloot hij om de verwoeste stad weer op te bouwen. De nieuwe stad kreeg de naam ‘Aelia Capitolina’, vernoemd naar zichzelf (één van zijn andere namen was Aelius) en naar de god Jupiter Capitolinus. Tot 324-325 bleef de stad Aelia Capitolina heten.

Op de plek van de voormalige Joodse tempel liet hij een nieuwe tempel bouwen voor Jupiter. Hadrianus wilde de stad schenken aan de Joden, maar de Joden waren er niet blij mee.

Naast het feit dat er een tempel voor Jupiter zou worden gebouwd, werden er ook nog twee grote standbeelden gemaakt: één van Hadrianus zelf en één voor Jupiter. De Joden zagen dat als afgoderij. Daarnaast was het voor Romeinen gebruikelijk om bij officiële openingen een varken te offeren, zodat er ook een varken zou worden geofferd op het altaar van de nieuwe tempel. Voor de Joden zijn varkens onreine dieren. Eerder al had Hadrianus de besnijdenis van de Joden verboden. Dit alles bij elkaar zorgde ervoor dat de Joden deze nieuwe tempel als een nieuw ‘gruwel der verwoesting’ zagen, waarna ze in opstand kwamen.

 

De Bar Kochba opstand en de eerste poging tot herbouw van de tempel

Onder leiding van Simon Bar Kochba kwamen in 132 de Joden in de provincie Judea in opstand tegen de Romeinen. Het was een extreem gewelddadig opstand, ook wel de tweede Joodse opstand genoemd. Het lukte Bar Kochba om 3 jaar lang de stad in handen te houden. Belangrijke Joodse leiders, zoals Rabbi Akiva, riepen Bar Kochba uit tot de Messias en men verwachtte dat hij Israël zou herstellen. Veel Joden sloten zich daarom aan bij de opstand. De kloof tussen de christenen en de Joden werd hierdoor nog groter dan deze al was: de christenen steunden de opstand niet en zagen Jezus als de Messias.

In deze tijd onder Bar Kochba deden de Joden een eerste poging om de Joodse tempel te herbouwen, maar Keizer Hadrianus stuurde een groot leger, 12 Romeinse legioenen, dat de opstand neersloeg en de stad weer terugveroverde.

 

Hadrianus straft de Joden

Hadrianus strafte de Joden voor de opstand: voortaan was het verboden voor Joden om in (en in de buurt van) Aelia Capitolina te wonen en om überhaupt in de stad te komen, op straffe van de dood. Deze maatregelen golden voor alle Joden, dus ook voor de Joden die christelijke waren geworden of een andere godsdienst aanhingen.

Verder werd het verboden om de sabbat te houden, besnijdenissen waren al eerder verboden. Daarnaast werd een groot aantal Joodse geleerden gedood en werden Joodse religieuze boekrollen verbrand op de tempelberg. De provincie Judea kreeg een nieuwe naam: Syria Palaestina.

De stad Aelia Capitolina werd verder afgebouwd en seculariseerde door het vertrek van de Joden. Voortaan woonden er veteranen van het Romeinse leger in de stad en immigranten uit de westelijke delen van het Romeinse Rijk. Het verbod op Joden werd gehandhaafd tot de 7e eeuw, onderbroken door af en toe een korte periode waarin ze wel in Jeruzalem mochten komen. De christenen werden vanaf de tijd van Keizer Constantijn uitgezonderd van deze anti-Joodse regel.

 

Er werd niet alleen een tempel voor Jupiter gebouwd op de plek waar eerst de Joodse tempel had gestaan, ook werd er door Hadrianus een tempel voor Venus/ Aphrodite gebouwd op Golgotha, de plek waar Jezus was gekruisigd.

In 138, na de dood van Hadrianus, werden de beperkingen voor de christenen iets versoepeld.

 

Mozaïek van de plattegrond van Jeruzalem in 6e eeuw, gevonden in het Jordaanse Madaba. De centrale straat is de Romeinse Cardo

Resten van de Romeinse Cardo straat, opgravingen in het Joodse deel van de Oude Stad

Een muurschildering bij de oude Cardo opgravingen, zo zag het er vroeger in de Romeinse tijd uit. 

De vierde eeuw

In 308 werd Constantijn de nieuwe keizer van het Romeinse Rijk. In 312 bekeerde hij zich tot het christendom, waarna de christenen vrij waren om hun godsdienst te beoefenen. Het jaar ervoor was de christenvervolging afgeschaft.

 

In 324-325 werd het Concilie van Nicea gehouden, het eerste christelijke wereldwijde concilie. Daar kreeg de stad Aelia Capitolina de status ‘patriarchaat’. Vanaf deze tijd werd de stad weer ‘Jeruzalem’ genoemd en kwam er een grote stroom van christelijke immigranten en pelgrims op gang die richting Jeruzalem trokken. Grafresten die in Jeruzalem gevonden zijn uit de Byzantijnse (Romeinse) periode, zijn allemaal christelijk, wat erop lijkt te duiden dat de bevolking in Jeruzalem in de Byzantijnse tijd volledig uit christenen bestond.

 

De tweede poging tot herbouw van de tempel

Na het Concilie van Nicea gaf Constantijn het bevel om de tempel voor Jupiter op de Tempelberg te vernietigen. Volgens Eusebius gaf Keizer Constantijn vervolgens de Joden toestemming om hun tempel te herbouwen. Ze begonnen te bouwen, maar de christenen gingen naar de keizer om te protesteren. Ze overtuigden hem ervan dat de herbouw van de tempel niet in het belang van het christendom was. Vervolgens werd de bouw weer verboden en dreigde Constantijn dat de oren zouden worden afgesneden van iedereen die nog een poging zou doen om de tempel te herbouwen. Het verbod voor Joden om Jeruzalem in te gaan bleef gelden, maar vanaf nu mochten ze wel één dag per jaar mochten naar de stad komen: op Tisha B’Av, de rouwdag voor de verwoesting van beide tempels.

 

De Tempelberg in de ogen van de vroege christenen

Omdat de verwoesting van de tempel in 70 na Chr. werd gezien als Gods straf voor de zonden van het Joodse volk, én omdat Jezus hierover had geprofeteerd en dit ook was uitgekomen, was de tempelberg voor de christenen geen plek van aanbidding meer. Wel zagen ze de tempelberg als een tastbaar bewijs dat de profetieën vervuld waren en dat er een nieuw verbond was gesloten met God; een overwinning van het christendom op het jodendom. Christelijke pelgrims bezochten de plek wel om dit bewijs te zien, maar omdat God zelf deze plek had vernietigd, werd het niet meer gebruikt als plek van aanbidding. De plek werd verwaarloosd.

 

Helena de moeder van Constantijn

In 326 bezocht Constantijns moeder Helena Jeruzalem. Zij was al lange tijd christen. Ze liet de tempel voor Venus (op Golgotha) vernietigen en liet op deze plaats in 335 de 'Heilige Grafkerk' bouwen. Ook liet ze de 'Eleonakerk' bouwen op de Olijfberg, op de plaats waar Jezus naar de hemel zou zijn gegaan en liet ze de 'Geboortekerk' bouwen in Bethlehem, op de plek waar Jezus geboren was. In de Byzantijnse periode kwamen er tienduizenden christenen naar Jeruzalem om de plaatsen te zien waar belangrijke gebeurtenissen rondom Jezus hadden plaatsgevonden.

 

Keizer Julianus de Afvallige en de derde poging om de tempel te herbouwen

In 361 werd Julianus de Afvallige de nieuwe keizer van het Romeinse Rijk. Hij was geen christen en probeerde de invloed van het christendom tegen te gaan en de Romeinse goden en andere geloven te stimuleren. De Joden mochten terugkeren naar Jeruzalem en de tempel mocht van hem worden herbouwd. De Joden begonnen met het opruimen van het puin op de tempelberg, maar vervolgens kwam er een grote aardbeving (de aardbeving van Galilea in 363) en daarna gebeurde er iets wonderlijks en afschrikwekkends: er kwam vuur uit de aarde dat de ondergrondse fundering van de tempel vernietigde. Men zag dit als teken dat het nog niet de juiste tijd was om de tempel te herbouwen en de herbouw werd opnieuw gestaakt.

 

De bisschop van Jeruzalem, Cyrillus, schrijft dat bijna de helft van de stad werd verwoest door deze aardbeving. Ook van Petra (Jordanië) is bekend dat er veel gebouwen verwoest werden tijdens deze aardbeving. Blijkbaar was het een grote beving met veel schade overal. Vroegchristelijke schrijvers uit die tijd interpreteerden deze gebeurtenis als de "Hand van GOD" (of zelfs de "wijzende vinger van GOD") die neerdaalde om de arrogante keizer, die het christendom tegen wilde werken, te straffen en de hoop van de Joden om de tempel te herbouwen de kop in te drukken.

 

De zesde eeuw

Tijdens de regering van de Byzantijnse keizer Justinianus (regeerde van 527 tot 565) stonden er twee kerken op de tempelberg.

 

De St. Maria Kerk

De Byzantijnse historicus Procopius noemt de 'St. Maria Kerk', die in 560 werd gebouwd op het zuidelijke deel van de tempelberg, de plek waar nu de Al Aqsa Moskee staat. Deze kerk was gewijd aan Maria, de moeder van de Here Jezus. Het was een rechthoekige Byzantijnse basiliek met aan weerszijden van de rechthoekige middenruimte een rij pilaren.

 

De Kerk van de Heilige Wijsheid

Op het centrale/ noordelijke deel van de tempelberg stond de 'kerk van de Heilige Wijsheid'. Op de plek waar nu de Rotskoepel staat. Het is niet helemaal duidelijk wanneer deze kerk is gebouwd, maar meerdere historici denken dat Helena, de moeder van Keizer Constantijn, deze kerk heeft laten bouwen op de plek waar eerder Hadrianus’ tempel voor Jupiter had gestaan.

 

De zevende eeuw

In 610 werd door de profeet Mohammed de Islam opgericht. De Tempelberg in Jeruzalem wordt de plek waarheen men zich richt tijdens de gebeden, ook wel de Eerste Qibla genoemd. In 624 wordt de gebedsrichting voor de moslims verplaatst naar Mekka.

 

Het Perzisch-Sassanidische rijk en de vierde poging tot herbouw van de tempel

In 614 nam het Perzisch-Sassanidische leger onder leiding van generaal Shahrbaraz Jeruzalem in. Zo’n 20.000 tot 26.000 Joodse rebellen vochten mee aan de Perzische kant. De Joodse soldaten stonden onder leiding van Nehemia ben Hoesjiel en Benjamin van Tiberias. Een groot deel van de stad werd verwoest en zo’n 60.000 Byzantijnse christenen werden vermoord door de Joodse rebellen, 35.000 christenen werden tot slaaf gemaakt. Veel kerken in de stad werden verbrand, ook de kerken op de tempelberg (de St. Maria kerk en de Kerk van de Heilige Wijsheid) raakten beschadigd. Na de Perzische verovering van Jeruzalem werd de stad overgedragen aan de Joodse leider Nehemia. Drie jaar lang werd Jeruzalem bestuurd door de Joden. De Joodse offerdienst werd herstart, men begon met de voorbereidingen om de tempel te herbouwen en er kwam een tijdelijke synagoge op de tempelberg. Maar opnieuw lukte het niet om de tempel te herbouwen, volgens sommige mensen omdat de Messias nog niet was teruggekomen.

 

In 614 werd Nehemia, samen met een aantal andere Joodse leiders, vermoord tijdens een christelijke opstand. In 617 koos de Perzische koning Khosrau II de christenen als bondgenoot en was het weer over met het Joodse bestuur van de stad. De christenen braken de Joodse bouwwerken op de tempelberg weer af en maakten er een vuilnisbelt van.

 

In 629 heroverde de Byzantijnse keizer Heraclius Jeruzalem weer van het Perzische-Sassanidische Rijk. Daarna mochten de Joden opnieuw niet meer in Jeruzalem wonen. Er vielen hierbij veel doden onder de Joden van Jeruzalem, ondanks afspraken tot een vredige overname met Heraclius.  

 

De Islam

In 620 kreeg de profeet Mohammed een visioen waarin hij een nachtreis maakte naar de tempelberg in Jeruzalem. Een belangrijke gebeurtenis in de Islam, omdat Mohammed hier de opdracht ontvangt dat moslims voortaan vijf keer per dag moeten bidden.

 

In 637 namen de Arabieren onder kalief Umar Jeruzalem, op een vreedzame manier, in. Het Romeinse verbod voor de Joden werd opgeheven, de Joden mochten weer in Jeruzalem wonen en daar weer gebedsplaatsen bezoeken.

 

Vanaf deze tijd is de tempelberg in handen van de moslims, met een tijdelijke onderbreking tijdens de Kruisvaarders tijd.

Tussen 688-692 werd de Rotskoepel gebouwd en rond 711 de Al-Aqsa Moskee. Sindsdien mogen de Joden er (op vaste tijden) wel op de tempelberg komen als gast, maar niet om te bidden en te offeren.

Doordat de tempelberg in handen is van de moslims, is het sinds de zevende eeuw niet meer mogelijk geweest om een poging te doen om de Joodse tempel te herbouwen.

 

Voor de achtergrondinformatie over de tempelberg tijdens de (huidige) moslim periode, klik hier: De Rotskoepel en de Al-Aqsa Moskee